1983 –
In de laatste fase van de repetities van ‘Oom Wanja’ worden organisatoren en pers uitgenodigd.
“De Wanja die we te zien krijgen is helder en gaaf. Na de voorstelling volgt een coup de théâtre: Decorte deelt mee dat hij de productie niet zal uitbrengen, maar voor de premièredatum samen met zijn htp-acteurs een andere voorstelling zal maken, ze hebben het met z’n allen uitvoerig besproken.
And now for something completely different. Scènes/Sprookjes heet het. Geen tekst maar een collage van beelden, muziek- en tekstfragmenten. ‘Jan Decorte heeft het theater als vivisectie van het bestaande repertoire vaarwel gezegd. Een vaarwel dat zowel een logische conclusie is als de meest fundamentele kritiek. Geen gewoeker meer met voorgekauwde dramaturgie, maar op zoek naar eigen materiaal.’ Een nieuwe Jan Decorte is ons geboren, één die baalt van het kunstzinnig wroeten in gecanoniseerde teksten en die zijn acteurs niet langer als marionetten wil manipuleren maar met hen wil samenwerken, in liefde.
‘Ik wilde af van die dwingende verwachtingen’, aldus Decorte vele jaren later, ‘en vooral van het soort relatie dat ik met mijn acteurs had, een commanderende, dwingende relatie. Dat wilde ik niet meer. Ik kwam op die manier niet nader tot de mensen. Ik wilde goeie dingen maken samen met mensen die achter mij stonden en die mij graag zagen. Ik wilde meer menselijkheid. Ik dacht dat ik mijn pad zonder schadelijke gevolgen kon ombuigen. Ik dacht dat men mij zo serieus nam dat ze ook die stap zouden begrijpen, maar dat was niet zo. Waarom ik na King Lear plotseling het uit kinderspelletjes ontstane Scènes/Sprookjes maakte, is nooit begrepen. Toen heeft iedereen afgehaakt.’ Bij zijn ‘klassieke’ ensceneringen gaf Decorte dramaturgisch verantwoorde programmaboekjes uit. Het programma van Scènes/ Sprookjes bestaat uit twee velletjes A4 met summiere informatie over de voorstelling, handgeschreven en recto verso gefotokopieerd. Decorte staat er niet als regisseur vermeld, zijn aandeel in het werk heet ‘bewegingsleer/observatie’. Het programma leert dat geput werd uit drie sprookjes, Doornroosje, Sneeuwwitje en Blauwbaard, maar die zijn helemaal geabstraheerd in rituelen en dansjes, ‘de lichamen schrijven een tekst die zich tegen publicatie verzet, tegen de gevangenis van de betekenis’. Het is, zoals dat dan in kunstkritische teksten heet, een open voorstelling, met andere woorden: u ziet maar. Voor het eerst vind ik een voorstelling van Jan sexy, ik bedoel: van een argeloze erotiek. Voor de artistieke setting werkt Jan samen met Michel Van Beirendonck en Herman Sorgeloos.” Johan Wambacq in Etcetera