1987 –
Eerste deel van de Aids-trilogie.
De Existentiële Prins is de Saint-Exupéry’s Kleine Prins op latere leeftijd, een jongeman in een verlate puberteit. Hij heeft nog dat kinderlijk onbevangene maar niet meer de onschuld, hij heeft namelijk het magische rijk van de seks ontdekt. De Existentiële Prins belandt in opwindende en exotische bestemmingen als Meisjesland, waar de meisjes het met de meisjes doen, In Ondertussendoor, waar de Twaalfjes wonen, de sexy zusjes van de Elfjes, en Vulvania, het onderwaterrijk van de Zeeminmeertjes.
Het paradijselijke leven en de pure, zelfvoldane seksualiteit van Meisjes, Twaalfjes en Zeeminmeertjes wordt bedreigd door vijandelijke fallische troepen: de Lappen, aangevoerd door Tom Pronk, de oude cowboy (Het Stuk-Stuk), de Vliegende Slurfjes en hun leider Peterke, de baldadige olifant (In Ondertussendoor) of Pol de ruige potvis en zijn vreselijke jonge zeehondjes (Naar Vulvania). Over seks wordt een eind weg geleuterd maar het wordt niet bedreven. In Naar Vulvania komt Chantal, ‘het meisje dat geen toneel speelt’, melden dat het lijk van de Existentiële Prins gevonden is in een bos in de buurt van In Ondertussendoor. De Prins blijkt zich door het hoofd te hebben geschoten en – een beetje sneu voor iemand die leed aan castratieangst – van zijn lijk ‘was een stukje af’. Dat hebben de Twaalfjes ’em gelapt, ‘ze hadden eerst geprobeerd het op te eten maar het smaakte niet lekker’.