2006 –

Dido and Aeneas is vandaag wellicht een van de bekendste werken van Henry Purcell. Het ontstond in een periode waarin het operagenre, dat reeds volop bloeide in Italië, in Engeland nog lang niet ingeburgerd was.
De keuze van Jan Decorte voor dit werk van Purcell heeft in de eerste plaats te maken met het feit dat de barokopera aan de wieg staat van de hele latere operatraditie. Zoals de jeugdwerken van een bepaald auteur meestal al zijn latere thema’s en zijn hele vocabularium in hun meest frisse en krachtige vorm bevatten, zo ook bevat de barokopera de kern en de primaire kracht van het zich daarna sterk ontwikkelende operagenre. In zijn enscenering streeft Jan Decorte dezelfde eenvoud en abstractie na die Purcell in zijn muziek wist te bereiken.

Jan Decorte: ‘De vertelling in Dido and Aeneas is heel eenvoudig, maar de personages zingen wel altijd het tegengestelde van wat ze voelen. Purcell kiest voor een grote verstaanbaarheid, een letterlijkheid en tegelijkertijd voor een grote ambiguïteit. Het gaat altijd over dat waarover het niet gaat. Die dubbelheid zit ook in de muziek en die wil ik behouden. Ik beweer dat je voor opera eigenlijk geen “grote middelen” nodig hebt. Je kan het hele gebeuren op een simpele en abstracte manier duiden als je maar in die abstractie gelooft en daar dan ook in doorgaat. Binnen de operaliteratuur is de barokopera voor mij het toppunt van abstractie, zowel wat het libretto als wat de muziek betreft. Ik wil iets heel simpels maken en erop vertrouwen dat de mensen die abstracte taal van dans en muziek begrijpen. Wat je nodig hebt is gewoon: mensen die schoon zingen en schoon spelen. Normaal verwacht men van een opera amusement en vooral pracht en praal. Met mijn aanpak van de eenvoud wil ik eigenlijk reageren tegen alle opera die ik totnogtoe gezien heb. De zangers zullen dan ook centraal staan in deze voorstelling: hun zingen zal niet statisch zijn maar uitsluitend begeleid worden door een gestiek die noodzakelijk is en die zich richt naar het metrum en het ritme van de muziek. De cast zal bestaan uit: Dido, haar vertrouwelinge Belinda, een tweede vrouw, Aeneas, de tovenares en de heksen. Daarnaast worden op voorstel van dirigent Richard Egarr de partijen van de tovenares en van de geest door een zelfde zanger gezongen: het verschil man/vrouw wordt duidelijk gemaakt doordat de zanger de partij van de geest met een falsetstem zal zingen. Wat de zeelieden betreft wordt een beroep gedaan op enkele leden van het zeventien mannen en vrouwen sterke koor. Bovendien is er een speciale rol weggelegd voor Sigrid Vinks als een soort Cupido en een soort ceremoniemeester-van-de-bewegingen. Zij zet de zangers – die de hele tijd op de scène aanwezig blijven – letterlijk op hun plaats.’

credits

muziek: Henry Purcell
regie: Jan Decorte
muzikale leiding: Richard Egarr
met: Wilke te Brummelstroete (Dido), Maarten Koningsberger (Aeneas), Barbara Hannigan (Belinda), Giles Underwood (tovenares), Liesbeth Devos (tweede vrouw), Jonathan de Ceuster en Patrick van Goethem (heksen)
dans: Sigrid Vinks
ensemble: B’Rock & Octopus Kamerkoor
scenografie: Johan Daenen & Jan Decorte
kostuums: Sofie D’Hoore
licht: Luc Schaltin
coproductie: Kaaitheater, Festival van Vlaanderen Brussel en  Bloet

speeldata

05/08/200620.00uKaaitheater
02/09/200620.00uKaaitheater
02/09/200620.00uKaaitheater
18/01/200820.30uKaaitheater
19/01/200820.30uConcertgebouw Brugge
22/01/200820.30uKaaitheater
24/01/200820.30uDe Doelen R'dam
25/01/200820.00uSingel Antwerpen
26/01/200820.00uSingel Antwerpen

foto's