1994 –
Deze inmiddels legendarische theatertekst is een abstrahering van Macbeth van Shakespeare.
“Oktober 1994. Tussen de politieke bedrijven door brengt Decorte in het Brusselse Plateau Bloetwollefduivel uit, naar Macbeth, het ultieme stuk over het kwaad. De tekst is opnieuw een Decortiaanse abstrahering van Shakespeare. Decorte ‘stevent zonder omwegen op de essentie van het stuk af, op wat Conrad in z’n Heart of Darkness of beter, Coppola in z’n Apocalyps Now simpelweg “the horror, the horror” noemt’.(24) ‘Descente aux enfers et résurrection – von Satan mich befreiet. Jesu’, zo luidt de titel van het derde en laatste bedrijf van Decortes bewerking, zoals gepubliceerd in Magna Opera Düus.(25) ‘Mijn stukken werden almaar gewelddadiger. Ik ontdekte een gebied waar het heel duister is, bijgenaamd de hel. Ik word daarin gezogen en moet daarover praten. Van nu af geen moppekes meer.’
De vormgeving is Decortiaanse arte povera: een schrale belichting met peertjes, een ruwhouten pupiter, dito tafel en stoelen, een grote halve maan, enkele takken, skeletpakjes voor Sigrid Vinks (madambuik-Lady Macbeth) en de negenjarige Lisa (dekselisa-de heksen), een houten zwaard voor Decorte (bloetwollef-Macbeth), die de hele tijd een zeemleren masker over zijn hoofd heeft. Op het einde Lithium van Nirvana dat loeihard uit kapotte boxen scheurt. De grollen van de ‘petits classiques’ hebben plaats gemaakt voor ernst.
In het geraas en getier, in het hakken en moorden van Bloetwollef, resoneert de gruwel van Bosnië, Rwanda,… De Rwandese burgeroorlog die op dat moment woedt, kost honderdduizenden het leven. De tv-journaals spuien beelden van mensen die met machetes worden afgemaakt, afgehakte ledematen, doorkloofde hoofden, halfverbrande lijken. In die ene desolate en groteske figuur resumeert Decorte het drama waar de wereld ziek aan gaat, maar het personage dat zich daar de longen en de wanhoop uit het lijf schreeuwt, is bij momenten nauwelijks nog personage of acteur, maar Decorte zelf. In het Knack-interview met Paul Goossens vertelt Decorte over een Japans-Amerikaans pornocircuit dat tegen betaling filmregistraties liet maken van martelingen en dodingen van Bosniërs door Serviërs en omgekeerd. ‘Met dat geld konden de bendes dan weer wapens kopen. Kortom, de hel. Tijdens de voorstelling van Bloetwollefduivel begreep ik plots wat hen dreef. Ik heb toen moeten huilen – niet de acteur uithangen -maar echt bleiten.’
Na de voorstelling die ik in Leuven zie, komen de acteurs niet groeten, de toeschouwers verlaten confuus en in een ongemakkelijke stilte de zaal, de ontlading van het applaus is ze niet gegund, handgeklap zou obsceen zijn geweest.
Deze voorstelling doet pijn. En ze laat Decorte leeggespeeld en verweesd achter. Jan Decorte + Cie heet voortaan Bloet, ‘omdat Bloetwollefduivel zo’n belangrijke ervaring was dat er sporen van achter moesten blijven, zelfs in de naam’.”
Johan Wambacq in Etcetera